Selecteer een pagina

door drs. Michèl de Jong

Hij zou het zelf ongetwijfeld op hoge toon tegengesproken hebben, maar uit zijn Memoires blijkt dat Willem Oltmans een verbluffend gebrek aan mensenkennis had, vooral als er mooie jongens in het spel waren. Zo duikt in de dagboeken uit de jaren 90 regelmatig de Peruviaan Gino op, een zelfverklaard heteroseksueel die Oltmans’ studio aan de Amsterdamse Westerkade dikwijls gebruikte als vluchtplaats als hij ruzie had met zijn vriendin. Tot Oltmans’ geluk belandde hij bij dit soort gelegenheden regelmatig tussen de lakens met zijn jonge ‘heteroseksuele’ vriend. Als Gino de volgende ochtend vertrokken was, bleken echter vaak ook kledingstukken of huishoudelijke artikelen spoorloos verdwenen te zijn.

Nog verbluffender is het om te lezen hoe Oltmans ruim dertig jaar lang steeds weer door de knieën ging voor zijn ‘beste vriend’ Peter van de Wouw, het twintig jaar jongere (voormalige) fotomodel op wie hij in 1967 smoorverliefd werd. Hoewel ze slechts één keer het bed met elkaar deelden, bleef Oltmans zich tot aan zijn dood intensief met hem bemoeien. Uit Oltmans’ dagboek blijkt keer op keer dat Peter diens hooggestemde verwachtingen niet waarmaakte: tot groot ongenoegen van Oltmans kwam er noch van zijn studie, noch van zijn acteurscarrière veel terecht, en bracht hij zijn dagen grotendeels rokend en drinkend door in het gezelschap van leeftijdgenoten. Oltmans’ ziekelijke jaloezie op de Zuid-Afrikaanse acteur Edwin van Wijk, met wie Peter in 1976 een relatie kreeg, was een voortdurende bron van conflicten. Op zijn beurt lijkt Peter zich voornamelijk aan zijn oudere ‘beschermheer’ geërgerd te hebben, en liet hij diens vele (ongevraagde) adviezen voor wat ze waren – iets wat hem er overigens niet van weerhield tal van vliegtickets, contante bedragen en andere douceurtjes aan te nemen van de uitkeringsgerechtigde Oltmans. In de tweede helft van 1999, na een bezoek van Oltmans aan Van de Wouw en Van Wijk in Kaapstad, barstte de bom – ogenschijnlijk voorgoed. ‘Edwin ligt er voor mij uit – dat is definitief – en dan heeft het geen zin verder met Peter om te gaan. Kaapstad was dus een afscheid’, zoals hij op 16 december 1999 schreef.

Tegelijkertijd wist Oltmans als geen ander goedbedoelende hulptroepen tegen zich in het harnas te jagen. Een treffend voorbeeld hiervan is de aan hem gewijde uitzending (uitgezonden op 21 augustus 1999 en te zien op YouTube) van het helaas ter ziele gegane VARA-programma ‘Het Zwarte Schaap’, waar onder leiding van Inge Diepman werd gediscussieerd met en over mensen die op de één of andere manier ‘buiten de kudde’ van de samenleving waren geraakt. Oltmans’ explosieve natuur kennende had de redactie – getuige de inleiding op dit 70ste deel van de Memoires door redacteur Rens Broekhuis – opzettelijk enkel bondgenoten van de journalist uitgenodigd, onder wie ook Peter van de Wouw. Dat kon echter niet voorkomen dat hij in de studio met nagenoeg iedereen in conflict kwam. In aanloop naar de uitzending sloeg Oltmans wild om zich heen naar iedereen die aan het programma meegewerkt had. Razend noteerde hij in zijn dagboek dat positieve bijdragen (zoals die van de met hem bevriende psychiater Jan Foudraine) de montage niet hadden gehaald, en dat hij ‘dus’ door de VARA in de val was gelokt. Oltmans kon of wilde echter niet inzien dat dit de eerste keer was dat hij op de Nederlandse televisie ruim 50 minuten zelf aan het woord kwam om zijn zaak te bepleiten, en waarin zelfs de mensen waartegen hij op camera enorm tekeer ging – zoals PvdA-kamerlid Piet Stoffelen en NvJ-voorman Hans Verploeg – ondanks alle beledigingen die hij naar hun hoofd slingerde ernstig verklaarden dat hij in het proces tegen de Staat au fond het gelijk aan zijn zijde had.

De uitzending pakte tot zijn eigen verbazing zeer positief uit voor Oltmans, die naderhand – net als de VARA overigens – bedolven werd onder de bemoedigende reacties. De getuigenissen van zijn principiële medestanders maakten veel kijkers duidelijk dat hij blijkbaar wel degelijk onheus was behandeld door Luns en zijn navolgers, terwijl zijn eigen ongezouten tirades tegen politici in goede aarde vielen bij menigeen die van nature al een grondig wantrouwen koesterde jegens ‘het gezag’. Of ‘Het Zwarte Schaap’ inderdaad ‘een keerpunt’ was in Oltmans’ strijd voor genoegdoening, zoals Broekhuis in zijn inleiding suggereert, valt nog te bezien, maar dat met Oltmans in 2004 ‘de meest kleurrijke journalist van Nederland’ heenging, staat als een paal boven water.

Boek(en)