Door drs. Michèl de Jong
Soms hebben de bewerkte dagboekaantekeningen van journalist Willem Oltmans (1925-2004) alle kenmerken van een spionageroman. Zo bracht hij de eerste helft van 1992 grotendeels door in Zuid-Afrika, met uitzondering van enkele weken in januari, toen hij in Nederland was. In die periode was hij vooral bezig medestanders te zoeken voor zijn aankomende proces tegen de Staat, die hij vond in onder anderen D66-kamerlid Erik Jurgens, en – zij het aarzelend – journalistenvakbond NVJ onder aanvoering van zijn oude collega Wim Klinkenberg.
Terug in Johannesburg zag Oltmans zijn vermoeden dat ‘Den Haag’ – i.c. de navolgers van oud-minister Luns – hem nog altijd het leven zuur maakte bewaarheid toen drie generaals hem waarschuwden dat binnen de Zuid-Afrikaanse inlichtingendienst geruchten circuleerden dat hij een spion was voor de CIA en/of de KGB. Oltmans voelde zich dermate onveilig dat hij zijn toevlucht zocht tot de Nederlandse ambassade in Pretoria, waar men hem er na diplomatiek overleg met enige moeite van wist te overtuigen dat hij niet in levensgevaar was. Eén van zijn zorgen betrof zijn meterslange dagboekenarchief, dat hij bij de Koninklijke Bibliotheek veilig wilde stellen.
Henk Krol, die Oltmans eind jaren 90 een column aanbood bij de Gay Krant, schreef het voorwoord bij deze 55ste aflevering, dat verder een fotokatern, een uitgebreide personenindex en maar liefst 103 bijlagen bevat.