Selecteer een pagina

door drs. Michèl de Jong

Na de dood van Willem Oltmans in 2004 werden de inleidingen bij de achtereenvolgende delen van zijn Memoires een tijdlang geschreven door zijn ‘beste vriend’ (en enige erfgenaam) Peter van de Wouw. Toen ook hij in 2014 het tijdelijke voor het eeuwige verruilde koos uitgeverij Papieren Tijger ervoor die taak (vanaf deel 34) steeds aan een andere vriend, bekende, collega of deskundige toe te vertrouwen. Dat leverde tot nu toe een bonte reeks aan voorwoorden op van al even opmerkelijke scribenten (o.a. Willibrord Fréquin, Xaviera Hollander en Henk Krol, maar ook een politieke éminence grise als Erik Jurgens).

De inleiding bij dit 65ste deel, verzorgd door oud-rechter mr. Bart Punt – jarenlang rechtbankvoorzitter in de procedure van Oltmans tegen de Staat – is in meer dan één opzicht bijzonder. In de eerste plaats is het in Nederland al tamelijk ongebruikelijk dat een rechter terugblikt op een zaak, maar daarnaast doet Punt enkele opmerkelijke uitspraken. Zo meent hij dat het dreigement om prins Bernhard en toenmalig koningin Beatrix als getuigen te laten horen voor de Staat de doorslag heeft gegeven om in te stemmen met een bindende arbitrage in plaats van een regulier gerechtelijk vonnis – iets wat Oltmans zelf overigens altijd al vermoedde.

Voorts blijkt tussen de – diplomatiek geformuleerde – regels door dat het maar zeer de vraag is of Oltmans door Punt wel zo royaal in het gelijk gesteld zou zijn; hij zet zijn vraagtekens bij de validiteit van een aantal van diens claims, en is nog altijd merkbaar verbijsterd over de uiteindelijke hoogte van de schadevergoeding (16 miljoen gulden bruto). Bovendien lijkt Punt – zoals ook al te lezen viel in ‘Oud Zeer’ (Bert Bakker, Amsterdam 2001), het relaas van advocate Ellen Pasman – zich behoorlijk aan Oltmans’ optreden te hebben geërgerd; hij vermoedt nog altijd dat bepaalde getuigen (i.c. oud-premier Lubbers en prinses Margriet) alleen maar voor de publiciteit werden gedaagd. Punt’s duidelijk merkbare afkeer van media-aandacht werd overigens gedeeld door raadsvrouwe Pasman, zoals blijkt uit Oltmans’ dagboekaantekeningen. Zij probeerde hem uit alle macht van teveel aanwezigheid op radio en televisie te weerhouden, terwijl Oltmans juist rond deze tijd begon uit te groeien tot een bijna alomtegenwoordige mediapersoonlijkheid, met optredens in o.a. een lolbroekprogramma van Paul de Leeuw, Villa Felderhof (noodgedwongen in een gipskorset na een aanrijding op de gracht), en de RTL-talkshow ‘De Kwestie’ van Jeroen Pauw. Tussendoor vonden er ook nog urenlange interviewsessies plaats met Theo van Gogh die een diepgravende documentaire over ‘de eenmotorige mug’ wilde maken – dit alles tot wanhoop van Pasman.

Verder zijn we in deze aflevering getuige van een rechtszittingsluwe periode vol achtergrondgesprekken met o.a. Ruud Lubbers, verschillende ook nu nog prominente Kamerleden en onwillige vertegenwoordigers van de NVJ , de voortdurende meningsverschillen tussen Oltmans en zijn advocaten over de te volgen processtrategie, twee reizen naar Zuid-Afrika waar een giftige driehoeksverhouding bestond tussen Oltmans, Peter van de Wouw en diens levenspartner Edwin van Wyk, én de uitgave van het eerste deel van de Memoires bij Oltmans’ nieuwe uitgever Papieren Tijger (deel 6, 1961-1963).

Boek(en)