Selecteer een pagina

13-6-1935 – 31-5-2021

 

Joep Rozemeyer schreef behalve zijn boeken De ontdekking van Dorestad en Kroniek van Trajectum twee bijdragen in boeken van Studiekring Eerste Millennium.

Willibrord en Bonifatius
Hoofdstuk 3: Antwerpen: Willibrord en Bonifatius

De Peutingerkaart en de Lage Landen
Hoofdstuk 3: De Patavia-routes in Brabant en Vlaanderen

 

Necrologie Nifterlaca

 

Op 31 mei jongstleden is op 85 jarige leeftijd Joep Rozemeyer overleden.
Van tijd tot tijd was Joep erg actief op het discussieforum van Nifterlaca, om dan tussendoor weer volledig ‘onder te duiken’. In totaal heeft hij 390 berichten geplaatst, waarvan het laatste vrijwel precies een jaar geleden in een discussie over de functie van het oppidum bij Thuin.

Ik kan me weinig momenten herinneren dat ik het met de ideeën van Joep eens was, maar de keren dat ik hem persoonlijk mocht ontmoeten heb ik hem leren kennen als een zeer aangenaam persoon. Met betrekking tot zijn alternatieve visie op enkele vraagstukken omtrent de geschiedenis van het eerste millennium was hij nooit dwangmatig, steeds bereid tot discussie en hij probeerde altijd om de humor in de buurt te houden.

Net als Hans Kreijns, overleden in 2014, was Joep wel geïnspireerd geraakt door Albert Delahaye, maar was hij het niet met diens ‘oplossingen’ eens. Hij ontwikkelde eigen visies, vooral met betrekking tot de identificaties van Dorestad en Traiectum, die hij respectievelijk in Doornik en Antwerpen situeerde. Over deze ideeën schreef hij twee boekjes, die beide zijn uitgegeven bij Papieren Tijger in Breda. Zie hier.
Ook werden van Joep in totaal 65 artikelen in SEMafoor gepubliceerd.

Joep zocht heel actief naar contact met de gevestigde wetenschap. Hij kreeg het voor elkaar dat historici en archeologen van menige universiteit in Nederland en België hem voor een onderhoud ontvingen. In Nederland is hij op die manier o.a. meerdere keren op bezoek geweest bij Wim van Es, een van de ‘grote’ opgravers van Dorestad/Wijk bij Duurstede.

Hoe ondernemend Joep kon zijn blijkt ook wel uit het feit dat hij eigenhandig regelde dat er op de hoogte bij Angleur (Luik) onderzoek werd uitgevoerd met een grondradar. Joep was ervan overtuigd geraakt dat op die hoogte Atuatuca gezocht moest worden en zag de vluchtburcht van de Atuatucen bij het iets zuidelijker gelegen Esneux. (Beide locaties worden genoemd door Julius Caesar in zijn De Bello Gallico. Voor die vluchtburcht gaan de ‘mainstream’ gedachten tegenwoordig meer naar Thuin, alwaar enige ondersteunende vondsten zijn gedaan. Joep kon zich er niet in vinden. De juiste locatie van Atuatuca blijft vooralsnog een groot mysterie.
Voor een vervolgonderzoek met o.a. metaaldetectoren in een nabijgelegen dal verkreeg Joep uiteindelijk na jaren van correspondentie met vele instanties en ondanks de toestemming van de grondeigenaar, zijnde de universiteit van Luik, geen toestemming.

Zoals ik al liet doorschemeren was Joep in het persoonlijke contact een zeer aimabel mens. Ook in het af en toe zeer uitvoerige e-mailcontact dat we soms hadden konden we ondanks grote verschillen van inzicht, altijd goed door een deur.

 

Joep, ik ga je missen. Dank dat ik je mocht kennen.

 

Groet,
Dagobert